Corona, of het breken met een gewoonte

27 juli 2020. Het is mooi weer, ik ga vanavond een pintje drinken met een vriend. Ik zal mijn roze mondmasker opzetten, gekregen van mijn gemeente, om de bus op te stappen. Bij de uitgang zal ik zeker mijn handen wassen met hydroalcoholische gel. Bij de ingang van de bar geven we elkaar een kus: hij hoort bij mijn bubbel, we kunnen het ons veroorloven. We zitten op het terras, met de grote plexiglas platen om de tafels af te bakenen. We zullen praten. We zullen lachen. Zoals gewoonlijk, of toch bijna.

De coronapandemie was al enige tijd voorspeld, en toch hebben we het ervaren als een gebeurtenis, als een uitbraak van het onverwachte in ons dagelijks leven. Wie zou gedacht hebben, in september 2019, dat we een lockdown zouden meemaken? Dat we in gesloten ruimtes mondmaskers zouden moeten dragen? Dat de zomer van 2020 als het ware zou worden geannuleerd?

Ondanks de voortdurende ontwikkeling van onze maatschappij op het vlak van technologie, politiek, maatschappelijke responsabilisering, normen en wetten, worden we nog steeds ingehaald door een onwrikbare kracht: de macht der gewoonte.

Deze macht houdt ons vast in een stroperige comfortzone, en maakt het ons niet noodzakelijk eenvoudig om kritisch naar ons dagelijks handelen te kijken. Met kritisch bedoel ik niet dat we oordelend moeten zijn, wel dat we ons vragen mogen stellen, en een beroep moeten doen op onze redelijkheid.

De momenten waarop we de moeite nemen om onszelf in vraag te stellen, zijn vaak het gevolg van een individuele of maatschappelijke crisis. Het plaatsen van vraagtekens komt zelden vanzelf. Behalve in de filosofie: wie heeft er nog nooit parodie op een filosofische vertoning gezien, gehoord of gelezen, waarbij de filosoof zichzelf bij het minste in vraag stelt en zich in lange en vermoeiende discussies stort zonder enig echt doel? Toch hebben filosofen het bij nader inzien niet helemaal bij het verkeerde eind.

David Hume, een 18e-eeuws Schots denker, stelt zichzelf een vraag die op het eerste gezicht hoofdpijn bezorgt: komt de zon morgen nog op? In die tijd stond de rede, dankzij Descartes, op een voetstuk: zij was de enige die op alles een antwoord kon geven. Ze was onfeilbaar, wetenschappelijk: ja, de zon komt morgen op, dankzij de rotatie van de aarde om de zon. Hume weigerde dit antwoord als enige mogelijke te aanvaarden, en betoogde: we denken dat de zon morgen zal opkomen, omdat we er aan gewend zijn.

Dit is de omschakeling die we moesten durven maken. Hoe kunnen we leven zonder aanknopingspunten, zonder zekerheden?

Het doel van Hume is niet angstgevoelens op te wekken, maar eenvoudigweg gewoontes in vraag te stellen. Hij beweegt de cursor van de kennis (ik weet dat morgen de zon zal opkomen) naar het geloof (ik geloof dat morgen de zon zal opkomen). De kracht van het geloof is niet minder sterk: "geloof brengt niets nieuws op vlak van ideeën, maar brengt iets op vlak van de praktijk: het zal meer kracht geven aan het idee, het zal het idee zowel vastpinnen als iets waar we niet op hoeven terug te komen, als iets dat kan dienen als basis voor een praktijk. "(* zie eind van het artikel)

Op 16 maart 2020 moest ik eigenlijk gaan werken. Maar ik bleef thuis en had contact met mijn collega's via Teams. Mijn gewoontes veranderden, het was de eerste keer dat ik van thuis uit werkte, ik voelde me een beetje verloren. Vandaag ben ik meer op mijn gemak. We hebben allemaal de manier waarop we met het dagelijks leven omgaan moeten veranderen: geen vrienden zien, geen crèche voor onze kinderen, geen collega's zien, geen lunch kunnen halen op die plek waar we zo van houden, niet naar school gaan, onze vriend of vriendin niet zien, boos worden op onze kamergenoten, onze familie, onze vrienden, niet naar het restaurant kunnen gaan, of naar de sportles, niet met ons liefje kunnen gaan wandelen.

We focusten op de gewoontes die we missen. Er was veel sprake verbod, van regels die niet noodzakelijk duidelijk waren en voortdurend wijzigden. We werden beroofd van het dagdagelijkse, we moesten onszelf opnieuw uitvinden.

Het ligt niet in mijn aard om geforceerd positief te doen (corona heeft veel schade aangericht, of het nu gaat om sterfgevallen, mishandeling, machtsmisbruik of economische impact, er is geen sprake van dat te minimaliseren), maar deze pandemie heeft voor mij op zijn minst een aantal positieve kanten gehad. Het besef dat niets echt vaststaat, dat de zon de volgende dag misschien niet opkomt, dat we nog steeds uit ons evenwicht kunnen worden gebracht. Dat het moeilijk zal zijn, maar dat er op de een of andere manier een andere variant van onze wereld bestaat. En ik ben klaar om die nieuwe wereld te verkennen. Met mijn gel, mijn mondmasker, en op veilige afstand, natuurlijk!

Flavia Pirovano

 

(*) Vertaald citaat uit G. LEJEUNE, Les chemins de la philosophie, présenté par Adèle Van Reeth, France Culture, le 16 Octobre 2019